De voorbije nacht … blijkbaar was het de laatste nacht van het jaar. En wat dan nog?
Een klotennacht … is het geweest!!
Ik hoopte dat mij vanmorgen gewoonweg weer wat eten toegestopt zou worden. Zoals elke dag: tussen mijn tralies doorgeschoven … en wat water, en verder wou ik met rust gelaten worden. Meer niet.
En nu, hier, in de winterochtend, … ik heb het koud. Gelukkig, hij is voorbij ‘Die laatste nacht van het jaar’!! Spijtig, hij is voorbij, “Die allerlaatste nacht van mijn leven … “.
Twintig minuten nog. En dan word ik afgemaakt, koudweg, …
AFGEMAAKT, als een hond!!
Vreemd toch, hoe de dingen kunnen verlopen. Gisterenavond was er nog helemaal niks aan de hand.
Ik lig thuis, lekker languit in de zetel te soezen. En er wordt gebeld. Vrouwtje gaat opendoen en er is gepraat en gelach in de hal. Ik hoor buiten deuren van auto’s dichtslaan. Even later komt er ook volk langs de achterdeur binnen, uitbundig en opgewekt. Den Bruno met zijn Ria van hier rechtover, en zus Annie, … ha… en tante Thérèse. Ik word onrustig. Ik voel me niks op mijn gemak en kruip onder de eettafel.
En ineens hoor ik mijn naam roepen: ”JOE! Hier! HIER, ZEG IK!!!” Een belachelijke naam. Allé zeg, welke onnozelaar geeft er nu zijn Cocker de naam ‘Joe’? Ik kan daar niet mee lachen. Baasje grijpt me bij m’n pels en sleurt me de keuken in, waar het vrouwtje zenuwachtig boven de soep hangt te roeren. Baasje is precies slecht gezind. Ik hoor hem tegen vrouwtje bezig:” Bah, verschrikkelijk, al dat gelebber. Nu heb ik me speciaal een hele week niet geschoren in de hoop dat zo’n stoppelbaard het vrouwvolk zou afschrikken. Nu is uw tante Thérèse toch wel niet op hetzelfde idee gekomen, zeker.” En ineens is vrouwtje precies ook slecht gezind. Ik begrijp zoiets allemaal niet.
Als alleman goed en wel aan tafel zit, sluip ik weg uit de keuken, wriemel me terug onder tafel en hou me stilletjes, tussen al die benen. Annie, – dat is de zus van vrouwtje, – Annie zit met vlooien, denk ik. Heel de binnenkant van haar bil jeukt want … den Bruno van Ria, die krabt haar met zijn hand. Besmettelijk hoor, zo’n vlooien. Ho, ik weet er alles van! Die smerige beesten springen zomaar over, van de ene op de andere. Mijn gedachten zijn nog niet koud of het is al zo ver. Den Bruno heeft het ook zitten, want Annie begint nu ook met haar hand te krabben, aan Bruno’s … Een “toffe gast” hoor, die Bruno, van Ria hè, van hier recht tegenover. Dat vond ik toen toch nog, voor het drama gebeurde. Nu vind ik dat niet meer.
En daar, onder tafel, lig ik met mijn kop op mijn voorpoten te dromen, te dromen van al die kalkoenknoken, die hier boven mij gaan overschieten en ineens … alleman begint hard te roepen: ”VIJF … ” Ik vertrouw het niet meer “ – VIER … “ en kruip met mijn staart tussen mijn poten, “ – DRIE … “, in de verste hoek van de kamer, “ – TWEE … “en ik hou me stil, onder zo’n rare boom, “ – EEN … “, Ik hou me stil, tussen allemaal dingen met papier rond en strikjes en lintjes. Er is geroep en getoeter. Ze staan allemaal recht en ik zie hoe alleman mekaar plots bij het nekvel vastpakt en probeert een oor af te bijten. Beuch!!! En ik zie ook baasje staan. Doodstil. Hij kijkt recht in de ogen van tante Thérèse. d’ Er zijn veel druppels op baasjes gezicht en tante Thérèse stapt op hem af, d’er armen recht vooruit en d’er behaarde bovenlip helemaal getuit. …
En dan gebeurt het.
Een doffe ‘plop’. Er vliegt iets hard tegen mijn kop aan. Op tafel begint er een grote fles helemaal over te lopen. Ik panikeer … en ge moet weten, als ik panikeer dan slaat dat altijd terug op mijn hondenblaas. Ik snuffel rond, zoekend naar een goeie plek. Gelukkig staat die rare boom er. Ik hef ik mijn achterpoot op. Vrouwtje wijst naar me en ze gilt. Dat doet ze anders nooit als ik haar uitlaat voor een behoefte. Baasje kijkt en vloekt:” JOE!! Verdoeme, Smerig beest! Dat spiksplinternieuw Senseo apparaat, alle zeg, helemaal onder de zeik.” Ik word ruw door de achterdeur naar buiten gesleurd en in de tuin achter de tralies van mijn hondenren gesmeten. “Ha, zit ik niks mee in. Hier is het rustig”, denk ik eerst nog. Maar dan, … overal geknal … gesjirp en geflits… palmbomen in het donker! Overal, palmbomen van licht… Alleman komt het huis uit en staat naar boven te gapen. Baasje en vrouwtje staan vlak bij mijn hok, bij mekaar. Vrouwtje is precies weeral kwaad op Baasje:”Schoon hè!! Daarjuist! Iedereen hebt ge gekust, behalve mij!” “Wat wilde? Na tante Thérèse was mijn goesting wel over! Dju, dat prikte!” En dan, weer knallen en geknetter. Al dat felle lichtgeflits maakt me bang. Bibberend nestel ik me tegen mijn traliewerk en druk mijn pels diep tussen de ijzeren staven. Den Bruno komt brabbelend mijn richting uit. Hij misstapt zich precies elke keer. Giechelend steekt hij iets tussen mijn tralies naar binnen, zo’n koordje met … met vuur d’er aan. En al direct begint het te knetteren, vlak achter mijn staart. Ik spring op, jank, kruip weg. Rook prikkelt mijn snuit …
Eindelijk, ze gaan terug naar binnen. Of nee, toch niet, … niet allemaal. Ik hoor Annie ineens fluisteren:”Allé Bruno … hier toch niet.” Annie leunt met haar rug tegen mijn tralies en den Bruno probeert haar nu weer een oor af te bijten. Eugh, en dan haar tong! Sadist! Angstig hou ik me gedeisd, met dichtgeknepen ogen. Het wordt het stil en ik durf te kijken. Annie is weg. En den Bruno houdt met zijn twee handen mijn tralies vast. Zijn grote broek en zijn kleine broek, die hangen allebei helemaal beneden, op zijn schoenen en uit zijn bek komt van alles … zo in schokskes, naar buiten. Viezigheid, recht op mijn kop. Met heel zijn lijf komt den Bruno tegen mijn tralies hangen en dan zakt hij traag door zijn knieën. En ik zie het weer! Daar, weer zoiets dat door mijn tralies steekt en ik denk nog: ”Niet opnieuw hè, niet nog een keer!” Ik heb gebeten! Gebeten en ben blijven bijten. Zo hard als ik kon. “Klotennacht!!”
Die madam van het asiel zit nu naast me, op de grond. ‘t Is lieve madam. Ik mag mijn kop op haar knieën leggen. Ze aait over mijn pels: “Rustig maar, Joe … Rustig maar, … mijnheer de veearts is hier. Voor u. We gaan slapen nu. … hè!” “Dag Joe …”