In den beginne…
‘t Laatste jaar in de papschool bij de nonnekes, in ’t klooster achter de kerk: schoolfeest was het en mijn eerste stapjes waren het. M’n eerste stapjes op de planken van de parochiezaal van Oosthoven, een boerengat in het noorden van de Kempen.
(Ons moeder heeft altijd haar wenkbrauwen gefronst als ze hoorde dat ik weer eens had rondverteld dat ik uit een boerengat kwam). Enfin, Micha Mara en Stanny Crets zijn uit datzelfde boerengat afkomstig. (Sorry Moeder, ik bedoel er echt niks verkeerd mee…!)
En daar stond ik dan, als kleutertje, pal in ’t midden op de vermolmde plankenvloer van die – toen al aftandse – parochiezaal van Oosthoven. Ik was een boom toen met armen als grote takken, ofwel een bloem met een krans van allemaal rozige blaadjes rond mijn gezicht. Dat weet ik niet zo direct meer. Wat ik nog wel weet is dat ik bijzonder goed was. Alleman in de zaal klapte achteraf in zijn handen. Dat gaf zo’n goed gevoel! Het was een bloem, denk ik.
Over de rest van mijn studies ga ik niet te ver uitweiden. Ik wil het hier een beetje positief houden.
Misschien nog één ding toch: doorheen de schooljaren bleken mijn opstelletjes gemiddeld tweemaal langer te zijn dan die van mijn klasgenoten. En als er dan zo’n opstel moest geschreven worden, dan was heel de klas ineens mijne beste kameraad. ‘AI’ bestond nog niet. ‘IM’ was voor sommigen toen een reddingsboei.
Eén keer is het voorgevallen dat ik mijn eigen opstel terug kreeg met een dikke rode NUL er bovenaan op. Het nieuwe schooljaar was nog maar pas begonnen en die meester Van de Vijver kende me nog niet zo goed. Hij wilde niet geloven dat ik dat ingediend schrijfsel zelf gecreëerd had. Volgens hem moest het ergens uit een boek of zo afkomstig zijn. Ik herschreef het opstel zowat letterlijk in zijn bijzijn. Als wraak noemde ik hem van toen af, ongemerkt weliswaar, DE NUL. Medestudenten vonden de woordkeuze geslaagd. Ik vrees dat die bijnaam de hele verdere loopbaan aan meester DE NUL is blijven plakken.
In 1982 ben ik met het gezin naar Retie verhuisd.
En daar is het gebeurd,… daar heb ik me laten vangen,… ben ik in de val getrapt!
We schrijven ‘1983’ en een plaatselijk weekblad kondigt de opvoering van een toneelstuk aan. De plaatselijke toneelvereniging ‘De Brug’ gaat voor het zoveelste jaar op rij een stuk ten tonele brengen. Ik besluit van te gaan kijken naar dat blijspel met als titel: ‘’t Is maar tijdelijk’ (hoe verraderlijk kan zo’n titel zijn!).
Na de voorstelling nog wat blijven hangen en nakaarten. Ik raak aan de toog in gesprek met een actrice en een acteur van ‘De Brug’.
Komt het door die plots opkomende, maar oh zo zalige herinnering aan een krans van rozige bloemblaadjes rond mijn hoofd (of was het toch een boom…)? In elk geval, te midden deze recidivisten laat ik me plots ontvallen dat ik ook wel goesting heb om eens voor een keertje op de planken te staan. We waren nog geen 24 uur later en er hing al een delegatie van “Toneelkring De Brug” aan mijn deurbel. Het tekort aan mannen bij het toneel was blijkbaar toen al nijpend.
Een jaar later pleeg ik mijn eerste feit, mag ik een klein rolletje meespelen. Het wordt een drama. Het stuk, bedoel ik. “All my sons” van Arthur Miller.
Kleine rollen werden al snel grote rollen. Ik voelde me (en voel me nog steeds) als een vis in het water op de scène. De hobby woekerde in mijn hoofd, groeide al snel uit tot een echte passie.
Van bij haar ontstaan in 1961 had Toneelkring ‘De Brug’ een huisregisseur. De tijd was toen blijkbaar nog niet rijp om met een externe regisseur te werken. Dus werd de regie jaar na jaar onder handen genomen door iemand van binnen de theatergroep – meestal een speler.
Bij ‘De Brug’ te Retie was dat niet anders en werd die taak van regisseur jarenlang waargenomen door Rik. Maar Rik (zaliger) werd een dagje ouder, kwam op zeer respectabele leeftijd en vond dat het tijd was voor opvolging.
In 1992 nam ik deze fakkel bij ‘De Brug’ over.
‘Huisregisseur-met-gemengde-gevoelens’, noem ik mezelf steeds. Want ergens was het wel jammer, het acteren moest plaats ruimen voor regisseren. En velen onder jullie zullen het beamen: spelen en regisseren gaan echt niet samen, hoewel ik het een enkele keer geprobeerd heb. Maar een dirigent kan niet vooraan met zijn stokje staan zwaaien en tegelijkertijd achteraan het orkest een bombardon heet staan blazen.
De rat van ‘t Sint Andries: In het jaar 2000 werd bij “De Brug” een drastische beslissing genomen: we zouden het dat speeljaar voor het eerst eens proberen met een externe regisseur. Ik kon me daar best in vinden. Het gaf me nog eens de mogelijkheid me volledig uit te leven als acteur.
De keuze viel op “De rat van ’t Sint-Andries” van Alex Van Haecke, in een regie van Bernard Soenens, voormalig directeur van Opendoek vzw.
Ik vertolkte er de rol van De Muis en werd hiervoor dat toneelseizoen door de Vlaamse toneelfederatie FAKREA (een toneelfederatie in de schoot van KWB Nationaal) bekroond met de ‘ereprijs voor beste hoofdrol in de provincie Antwerpen’.
Van kwaad naar erger…
Eventjes terug naar 1992.
Als regisseur werd er verwacht dat je – samen met het leesgroepje – stapels scripts las om dan samen tot een besluit te komen welk stuk er volgende keer zou opgevoerd worden. Meer dan eens werd dat lezen een desillusie, werd het een aaneenschakeling van lezen en zuchten. Er zit nu eenmaal nogal wat kaf tussen het koren.
Met in m’n achterhoofd dat roemrucht verleden van gigantische opstelletjes en uitgebreide essays tijdens mijn schooltijd, ontwaakte de gedachte dat ik het schrijven van een theatertekst misschien niet beter zou kunnen, maar toch minstens evengoed.
En met die gedachtegang begon ik aan mijn eersteling, het blijspel: ‘Als dat maar goed komt!”. En het kwam ook goed!
Al dachten mijn naaste buren daar heel anders over. Die hebben lange tijd gedacht dat het met mij nooit meer goed zou komen.
Kijk, veel van de neergeschreven visuele situaties of komische replieken probeer ik thuis uit. Spelenderwijs, levensecht, met volle stem. Bij slecht weer in de woonkamer (jawel, met geopende gordijnen), bij zomerweer, in volle glorie buiten op ‘t gazon in de tuin. Mijn buren links of rechts van ons staan er al lang niet meer bij stil als ze me bezig zien of horen. Ze zijn het ondertussen zo gewoon.
En daar heb ik nu wel één groot voordeel bij ontdekt. Als er bij ons thuis – uitzonderlijk hoor – dan toch ne keer serieus een haar in de boter zit, dan weet ik dat ik me niet moet inhouden. De hele buurt associeert het automatisch met het uitproberen van een nieuwe klucht.
Na ‘Als dat maar goed komt!’ volgden: ‘Hotlips’, ‘Het Bobola-virus’, ‘Pekel & Haring’, ‘Open Miserie’, ‘Schupke’ en ‘Het Festival’.
En weldra zal ‘Home-jacking’ mijn voorlopig laatst gepleegde feit zijn.
Een rare, maar prettige ervaring toch, zo helemaal op je eentje thuis te zitten en teksten af te wegen en te kneden (ik lijk hier meer op een bakker), intriges te smeden en zwetend, zwoegend humor te laten ontstaan. In m’n huiselijke isoleercel een passage of tafereel uitschrijven met in je achterhoofd het gedacht: ‘zou dit inslaan bij de toeschouwers? Zou dit wel goed overkomen als ik het deze of die verrassende zwenk meegeef?’ Om dan, zoveel tijd later, achteraan in een bomvolle zaal stillekes het theaterstuk te aanschouwen en mee te mogen maken dat het voltallige publiek als één blok geweldig reageert op die – destijds vertwijfeld uitgeschreven – passage.
En al dat toneelschrijven leidt (gelukkig maar) tot flink wat opvoeringen in heel Vlaanderen en Nederland. Ik word dan ook bij regelmaat uitgenodigd om eens een voorstelling bij te wonen. In beperkte mate doe ik dat ook wel. Probleem is soms: als het stuk gespeeld wordt in een voor mij niet zo gekend dialect, dan versta ik het niet allemaal. Voordeel is dan wel dat het uit mijn eigen pen komt en ik gelukkig weet waarover ze het hebben.
‘Al doende leert men’, wordt gezegd. Maar opleidingen en het volgen van cursussen vond ik toch echt wel een must.
- Als lid van de toenmalige toneelfederatie FAKREA (toneelfederatie die eind 2000 in Opendoek v.z.w. is opgegaan.) heb ik een aantal opleidingen theaterregie doorlopen. Docenten: Alex Van Haecke (Zeemanshuis, Antwerpen) en Chris Wellekens.
- Te Brussel bij D&D Productions (Het productiehuis dat destijds o.a. Wittekerke, Lily en Marleen, Verschoten & Zoon…voor VTM produceerde) met succes een opleiding Masterclass Sitcom Scenarioschrijven doorlopen. Dit onder supervisie van Ed Vanderweyden (de script-editor van onder andere “Flikken”)
- In 2003 en 2004 werden dan weer ‘met vrucht!!’ een aantal cursussen regisseren voor gevorderden – ingericht door Opendoek vzw – doorlopen.
Columns … Een aantal jaren op rij was ik columnist bij ‘Op & Doek’, het tijdschrift van de Vlaamse toneelfederatie Opendoek vzw.
En dat schrijven van me bleef ook voor anderen niet onopgemerkt. Het exclusieve magazine “Onderox” haalde me binnen om maandelijks de hoofdcolumn voor hen te schrijven.
Ooit een bundeling van deze columns in boekvorm te zien verschijnen, in samenhang met wat poëzie van mij, is nog één van m’n natte dromen. Wie weet komt het er ooit nog wel eens van (en volgens de opinie van Walter van den Broeck, na lezing door hem, zit er dat heel zeker in)
Alleen op pad…
In 2010 namen we afscheid van elkaar, toneelkring ‘De Brug’ en ik. Het was goed geweest en de tijd was rijp om andere horizonten op te zoeken.
Ik besloot dat ik voor ruimer sop moest kiezen, me niet enkel aan één toneelgroep moest binden, maar vrij moest zijn in m’n keuzes.
Gastregies … Vanaf 1998 begon meerdere toneelgroepen uit de ruime omgeving me te contacteren met de vraag om hen te regisseren. En gewoonlijk bleef het niet bij één enkel jaar regisseren en werd ik (‘word ik’, moet ik eigenlijk schrijven) het jaar nadien alweer aangezocht.
Momenteel ben ik, naast auteur, dan ook als freelance-regisseur werkzaam bij verschillende theatergroepen. Maar steeds solo. Daarmee bedoel ik dat er geen twee regies tegelijk gebeuren. Dat is helemaal niet haalbaar, is ook niet fijn.
Evocatie … De gemeente Oud-Turnhout vierde in 2009 haar 150ste verjaardag. Ik werd dat jaar als regisseur aangezocht om deel uit te maken van een groots opgezette evocatie ‘150 jaar Oud-Turnhout’.
Maanden voordien boden honderden inwoners van Oud-Turnhout zich aan om als acteur, actrice, muzikant of figurant op te treden bij dit omvangrijk openluchtgebeuren: vaders en moeders, culturele groepen, heelder huishoudens, kinderen incluis, tot baby’s nauwelijks de borst ontgroeid, ze waren er bij… het werd een begeesterend schouwspel.
2009 is al even geleden, maar soms spreken mensen me daarover nog aan. Hartverwarmend, dat gevoel!
Musical … Naast het zuivere toneel bleek er ook belangstelling te komen vanuit de Musical-hoek.
Westel Musical, uit Westerlo speelde in 2012 ‘Joseph and the amazing technicolor dreamcoat’, van Andrew Lloyd Webber & Tim Rice, onder mijn regie. Een ervaring apart. De combinatie tussen zangers/acteurs en daarbij ook nog eens een 25 koppige bende life-muzikanten was een volledig nieuw gegeven voor mij.
Maar staande ovaties na elk optreden deden ons vermoeden dat het goed was. Een pak ervaring rijker was ik alweer.
Waar het pas echt goed misliep…
Monoloog … “Een brug naar de maan”. In opdracht de toenmalige toneelfederatie FAKREA werd ik in aangezocht om als acteur de monoloog “Een Brug naar de maan” van Johan Albalonga in te studeren. Een monoloog die avondvullend was.
Onder professionele regie van Chris Wellekens werd er vier maanden lang in Leuven, in de kapel van de Zwartzusters hard gezwoegd. Totdat alles in z’n plooi viel.
Het eerste en tot dan toe enig gepland optreden zou plaats vinden in CC De Wouwer te Ravels op 15.09.2001.
Het werd het begin van een heerlijk-lange weg, die zo’n vijf jaar heeft geduurd en in ’t totaal zo’n 95 opvoeringen heeft gekend, over heel het Vlaamse land.
Leuke anekdotes te over bij deze monoloog.
Zo had ik ooit een matinee in de regio van de Vlaamse Ardennen. Het zaaltje zat er goed vol, maar tijdens de pauze bemerkte ik dat zowat een derde van de toeschouwers vertrok. Gewoon, de zaal uit, hun auto in en.. weg! ‘Ben ik zo slecht bezig’, spookte het door mijn hoofd. ‘Dit kan toch niet’. Ik kreeg het benauwd en ging te rade bij een organisator. Die antwoordde bedaard dat de vertrekkers allemaal boerenmensen waren, die nog rap efkens tussendoor thuis wat koeien gingen melken. Die pauze duurde dan ook wat langer dan normaal, maar bij aanvang van het tweede gedeelte was elke stoel in de zaal weer bezet.
In het Fakkeltheater stond ik met ‘Een brug naar de maan’ tweemaal op de affiche.
2002 … de monoloog wordt geselecteerd voor de Cultuurmarkt van Vlaanderen, Antwerpen.
Nog 2002 … ‘Een brug naar de maan’ bekomt 2 nominaties van het befaamde Vondeljuweel, waarvan één voor de beste mannelijke vertolking.
Het verhaal van “Een brug naar de maan” is voor mij echt een verhaal apart geworden, een periode in mijn leven die een onuitwisbare indruk nalaten zal.
Uitspraak: Levenslang …
Toneel is heel m’n doen en laten gaan inpalmen, gaan beheersen.
Theater, een microbe die voor de rest van mijn leven met mij m’n lichaam deelt, in symbiose.
In de toekomst wil ik me als auteur vooral gaan richten op toneelteksten met een diepere, dramatische inhoud. Waarbij de dialogen haarfijn worden uitgesponnen en het diepmenselijke aspect voorrang krijgt. Maar humor zal steeds een belangrijk ingrediënt blijven.
Tot op vandaag is die pen van me – naar ik meen – scherp gebleven en vooral gevat in haar schrijven.
Laat mij maar schrijven. Wie schrijft, die blijft.